Nieuws

Eerste conclusies uit de pilootprojecten tegen zwerfvuil

 

De eerste reeks pilootprojecten tegen zwerfvuil waarbij Fost Plus samenwerkte met lokale besturen zijn grotendeels afgerond. Over de projecten heen kunnen drie grote conclusies getrokken worden. Bedoeling is om deze resultaten verder uit te diepen om zo tot een schaalbare aanpak tegen zwerfvuil op het terrein te komen.

In 2024 werden maar liefst 25 gerichte acties tegen zwerfvuil opgezet. Er werd met de acht betrokken steden en gemeentes of hun intercommunales gekeken wat er nodig was om hun werking te versterken en tot effectief resultaat te komen. Daaruit komen deze vaststellingen. 

1.    Zwerfvuildata afkomstig van camera’s en verwerkt met artificiële Intelligentie zijn even betrouwbaar als manuele tellingen maar hebben als groot voordeel dat er quasi in real-time ingegrepen kan worden.

2.    Nieuwe infrastructuur zoals peukenzuilen, seizoensgebonden vuilnisbakken of speciale veegwagens versterken de competenties op het terrein maar wat er nodig is, hangt echt af van de specifieke lokale context.

3.    Door de reinigingsinspanningen en -mensen heel zichtbaar te maken in het straatbeeld verbetert niet alleen de perceptie van netheid maar wordt ook de drempel verhoogd om zwerfvuil te veroorzaken.

De achtergrond: de impact van plastic producten op het milieu verminderen

De Europese Single Use Plastics richtlijn stelt dat producenten van bepaalde plastic producten en verpakkingen verantwoordelijk worden voor de kosten voor het opruimen en beheren van het zwerfvuil dat ze veroorzaken, met inbegrip van sensibilisering. Hoewel deze richtlijn al dateert van 2019 is het voorlopig nog wachten op duidelijkheid hoe ons land deze zwerfvuilverantwoordelijkheid concretiseert. België heeft daarbij de ambitie om nog een stapje verder te gaan dan wat Europa oplegt: men viseert niet alleen de plastic producten en verpakkingen, maar onder andere ook blikjes en sigarettenpeuken.

Wie betaalt, bepaalt?

De bijkomende financiële middelen voor de lokale besturen moeten in principe meer ruimte vrijmaken om efficiënt op te treden tegen zwerfvuil, wat de openbare netheid te goede zou moeten komen. Voor de betrokken bedrijven is het bovendien een opportuniteit om mee te bouwen aan een oplossing. Ze willen immers niet zomaar de rekening voorgeschoteld krijgen; ze willen mee kunnen bepalen hoe de middelen op de meest efficiënte manier ingezet worden met het oog op een optimaal resultaat: minder zwerfvuil en meer recyclage. Dat is niet alleen slim vanuit een financieel oogpunt maar ook logisch. Geen enkel merk wil zijn verpakkingen zien eindigen als zwerfvuil.

Tibi

Hoewel het Belgische wettelijk kader op zich laat wachten, zijn er al pilootprojecten opgezet met drie intercommunales en twee gemeentes. Op die manier kan de aanpak getest worden in uiteenlopende contexten die de diversiteit van het Belgische landschap weerspiegelen.

Samenwerken op het terrein

Hun implicatie in de strijd tegen zwerfvuil is niet nieuw. Sinds 2016 financieren de bedrijven via Fost Plus Mooimakers in Vlaanderen, Be WaPP in Wallonië en de samenwerking met Leefmilieu Brussel/Brussel Net.

Fost Plus werkte nu ook een kader uit voor een samenwerkingsmodel met steden en gemeentes in het kader van de nieuwe producentenverantwoordelijkheid. Hoewel het Interregionaal Samenwerkingsakkoord, het Belgische wettelijk kader, op zich laat wachten, zijn er al pilootprojecten opgezet met drie intercommunales (IVAGO voor de stad Gent, TIBI in Charleroi en IDELUX voor de gemeentes Bouillon, Malmedy, Hotton en Tintigny) en twee gemeentes (Erpe-Mere en Aalter). Op die manier kan de aanpak getest worden in uiteenlopende contexten die de diversiteit van het Belgische landschap weerspiegelen. De samenwerking is tweerichtingsverkeer: wij krijgen een duidelijker beeld van de huidige zwerfvuilaanpak in verschillende soorten van omgevingen en wij zetten samen met de partners gerichte acties op om specifieke lokale problematieken aan te pakken.

Bedoeling is om met de lessen van de pilootprojecten een effectieve en schaalbare aanpak voor lokale besturen uit te werken, afgestemd op de noden van de verschillende soorten van omgevingen. Centrumsteden, toeristische trekpleisters of landelijke omgevingen vergen nu eenmaal een andere aanpak.

Volgende stappen

Binnen het nieuwe ISA zou het de bedoeling zijn dat steden en gemeentes kunnen kiezen om mee in deze operationele piste te stappen waarbij ze naast middelen ook ondersteuning op het terrein krijgen. Alternatief kunnen gemeentes die voldoende kennis in huis hebben ervoor kiezen om alleen de volgens een verdeelsleutel bepaalde vergoeding te ontvangen. Zij zouden dan zelf instaan voor de uitvoering van actiepunten, rapportering, en het behalen van de nodige resultaten. Het is vandaag nog uitkijken naar de finale bepalingen.

Aalter